Kervins verhalen.
De trektocht gaf ze weer alle
gelegenheid voor hun gebruikelijk discours over van alles en nog wat. De
lange dagtochten waren vooral saai, een almaar stom doordouwen over een
eindeloos heuvelig landschap, dat op elke hoogte uitzicht gaf op weer een
volgende te nemen verte. Alleen al uit verveling hadden ze wat
afgeleuterd. Over vrouwen, dit keer ook hoe die zich financieel zoveel konden
permitteren. Terwijl ze volgens Chiavel de economie
totaal lieten verpieteren.
‘Het is een van zijn ergernissen, gewoon,
omdat het er in zijn vroeger heel anders aan toeging. Maar was dat zoveel
leuker?’ Zijn vroeger, toen mannen als hij het voor het zeggen hadden en
waarover hij graag mocht snoeven, over felle competitie, slim elkaar de loef
afsteken, gedurfde initiatieven en agressieve marktbeheersing. Dat bracht
de wereld vooruit. Hij bestudeerde ook economie.
‘Competitie, vooral om ons te
bewijzen. Wij moesten altijd net iets meer dan een ander, hadden daarom nooit
genoeg en bleven maar werken? Zij vrouwen beperken zich tot gewoon genoeg.’
‘Kom je wel uit op onze compleet
verstarde economie met nauwelijks nog innovatie. In Chiavels vroeger ging het er toch veel spannender toe.’ Met
dit soort tegenwerpingen kon hij Kervin altijd leuk
aan de gang houden.
‘Dat bewijzen, die edele
wedstrijd, die was in de bloeitijd van technologie en wetenschappen, toen er nog
sprake was van innovatie, daarmee nog te winnen of te verliezen viel. Maar
met alles zo’n beetje ontdekt en uitontwikkeld, vraten de winnaars zich steeds
rijker ten koste van heel veel verliezers, monopoliseerden zich posities en
vermogens. Dat waren de tijden van enkele machtige alles overheersende clans en
democratieën die te koop waren.’
‘Die consolidatie in verstarring
is dus ook al een vinding van ons mannen?’
‘Ja, en stamt uit de barre tijden
van het veel te veel van enkelen voor rekening van een overeenkomstig tekort
voor velen. Chiavel staart zich blind op het extreem
vertoon van die winnaars, maar is blind voor dat tekort van al die voor ze
zwoegende wijkers.’
‘Wijkers
zoals wij voor hem, want voor wie sloven wij ons hier
uit?’
‘Daarom, hun ‘basis’ is zo gek nog
niet. Ze levert iedereen gewoon het nodige, voorziet in onze basisbehoeften en
koopkracht door het rendement op dat vermogen eerlijk te verdelen. Elke maand
voor niks op onze rekening, we kunnen het er redelijk mee doen en mogen het
daarbij laten. Vroeger hadden overheden grote schulden, leenden ze van dat veel
te veel, en wij maar belasting betalen voor dat model van geld met geld maken.
Nu beheren ze onze vermogens in openbare middelen, onroerende goederen,
bedrijven dat we als gezamenlijk verdiend beschouwen en daarom als samen te
bezitten en te vererven.’
‘Ons bijklussen bij vrouwen kan
ook aardig oplopen, en wat je zelf hebt verdiend mag je naar eigen keuze laten
vererven. Daardoor is Chiavel immers zo rijk.’
‘Tegenwoordig mag en moet iedereen
het zelf uitzoeken. De ‘basis’ maakt dat voor iedereen mogelijk en laat niemand
door het ijs zakken. Is tevens geheel voor eigen rekening, want naar ieders
aandeel in die gezamenlijke erfenis over de generaties heen. Net als op de
natuurlijke steppe is er voor iedereen meteen te eten. En op onze culturele
steppe zowel materieel en geestelijk.’
‘Volgens Chiavel doen wij mannen ons veel tegoed aan het materiële en
laten we het geestelijk nogal afweten. Maar anders wel slim bedacht die
‘basis’.’
‘De noodwendige uitkomst van geld
met geld verdienen. Economisch levert dat immers niets op, resulteert in een
handel van getallen op schermen. De concrete economie is ruilhandel van
producten en diensten met als ruilmiddel geld. Geld met geld ruilen resulteerde
in alleen maar schulden. Uiteindelijk niet meer te betalen als niemand iets
produceert. Dus verdampten al die vermogens belegd in schulden. Knarsetandend
moesten het teveel ze afschrijven en bleef alleen geld belegd in
productiemiddelen over. En dat rendeert slechts bij de gratie van werkers, op de
werkvloer toen al veel vrouwen. Toen die het dus moesten overnemen en al het
werk voor de kiezen kregen, investeerden zij in automatisering. Hun eens zo
nijvere vingers vervangen door robots en automaten reduceerde de werkgelegenheid
aanzienlijk. Werken werd echt voor de domme. Tevens moest de kringloop van het
ruilmiddel geld via arbeid anders en wel via het rendement op die investeringen.
Die werden een almaar groeiende erfenis over vele generaties. Die met
democratieën niet meer te koop en met stem voor iedereen steeds eerlijker werd
verdeeld. Zodat die uiteindelijk uitkwam op een basisvermogen voor iedereen, nu
belegd in de fondsen van de ‘basis’ die de federatieve overheden beheren, en die
kringloop zich herstelde’
‘Met iedereen een basisinkomen
voor het leven hoeft niemand meer te werken.’
‘Maar niet als toen voor rekening
van belastingen en premies van harde werkers, maar van onze economie, naar wat
wij, dat wil zeggen vooral zij daar van maken. Zij beperken hun gezamenlijk
zwoegen graag tot het broodnodige, in het verleden wel eens te strikt. Maar
daalt onze ‘basis’ dan stimuleert dat hun werklust. Want thuis hebben ze het
graag behoorlijk welvarend, behaaglijk gezellig. Komen ze tekort dan gaan ze
weer ijverig aan de slag. Zit ze in de genen. Een fraai model, met in alles zo
z’n impact. Met iedereen een inkomen zijn werkers schaars. De ‘basis’ moet ze
dus lokken met forse lonen. Omdat ze graag leven in communes hebben hun werk
meestal ver van huis in de grote productiecentra. Wij woonden bij ons werk,
zaten elke dag in de file en met elk jaar een paar weken buiten in een hotel of
huisje. Zij werken in deeltijd, steeds voor enige weken en wonen in riant
gesitueerde buitens. Hun secundaire werkomstandigheden zijn eveneens zeer
uitnodigend. Je kent ze wel, die hotels waarin ze gedurende hun werkweken
verblijven en die alleen topzwervers accepteren.’ Burton wist alles van die
selectie en de conditie die je daarvoor moest hebben. Op hun nesten ging het er
meestal veel rustiger aan toe en kon je je ook prettig
laten belonen.
‘Maar volgens Chiavel is die ‘basis’ wel geheel verstard. Die industrie
voorziet alleen nog in wat we primair nodig hebben en massaal is te produceren.’
‘Met die producten beland op
eindwaarden ontstond die stagnatie.’
‘Eindwaarden?’ Kervin keek bedenkelijk, had kennelijk even tijd nodig voor
het bedenken van een antwoord hierop, probeerde mogelijk zich te herinneren wat
zijn vriendin Verna hem hierover had verteld.
‘Elke evolutie komt uit op
eindwaarden, organiseert het eerste iets van de oerknal optimaal naar de
mogelijkheden van dit iets meegegeven natuurwetten. Wetten die leidden tot die
blinde wil van de schepping al dit mogelijke te moeten, door zich te bewijzen
binnen balansen als sterrenstelsels, aardse ecosysteem, onze maatschappij. Deze
op zich materiële constructies zijn naar de principes die wetten mogelijk maken
terwijl variaties daarop streven naar het praktisch volmaakt overleven binnen
hun balansen. Op steppe en oerwouden stemmen planten en dieren zich, via
evolutie, volledig elkaar af. Daartoe moeten ze al het mogelijke benutten, tot
op het uiterste. En in ascese. Want elk teveel is ook in de natuur een
belemmering en daarmee gevaarlijk. Met dit proces realiseert die blinde wil van
de schepping dat evolutionair moeten mogen van al het mogelijke. Met steeds als
uitkomst eindwaarden, tijdelijk, want voor de duur van de balans waarin ze zich
moeten bewijzen. Hier in deze barre ijswoestijn bewees alles zich eens heel
anders, heeft wat het wist te overleven zich aan te
passen.’
Kervin kon
behoorlijk diep gaan en was dan nauwelijks nog te volgen. Dat met die
eindwaarden was toen ze net iets van een gebergte, meer wat rotsen, hadden
overmeesterd. Moest even mogen, die sport waarmee zij zich graag bewezen. En op
de top zagen hoe ze verder moesten, door een massief dicht gesneeuwd woud, met
daarin gelukkig weer een herberg op poten. Maar wel ver weg en met na een uurtje
afdalen de gevaren van uit de bomen vallende pakken sneeuw met soms dode takken,
gepuzzel hoe een plat gewaaid stuk bos te passeren, zoeken naar door bizons en
rendieren ingelopen gangen, al hun mogelijkheden in balans zien te krijgen met
weer zo’n stuk ellende van dit gebied. Die avond hadden ze het in de herberg
helemaal laten afweten.
Op hun kamer kon Kervin toch niet nalaten zijn betoog af te
maken.
‘Het principe van atomen is zo’n
eindwaarde, dat van sterrenstelsels, gewervelde dieren, ecosystemen, DNA. Alle
mogelijkheden die de schepping daarvoor in petto hebben zich geopenbaard. Dit
verhaal geldt ook voor die evolutie door ons heen van het materiële dat wij aan
ons toevoegen. Zo valt het principe van onze auto’s niet verder te vervolmaken.
Met eindwaarden komen ook wij uit op producten die niet meer te innoveren zijn.
En zijn ze niet meer te verbeteren dan moeten ze liefst zo lang mogelijk
meegaan, dan wil de markt bestendigheid. Steeds dezelfde wasmachine kopen
is weggegooid geld. Daardoor gaat
al ons eens geproduceerde inmiddels zo eindeloos lang mee, circuleert het
economisch alleen nog via kringlopen. Kom maar bij ze thuis en ze hebben alles
al, naar eigen zin en zaligheid en met topkwaliteit.’
‘Mede dank zij hun unieke
circuit.’
‘In hun nesten, roedels doen ze
uitgebreid aan huisvlijt. Daarmee snijden ze kleinschalig de simpele essenties
van de ‘basis’ toe op wat ze behaagt. Thuis bakken ze de taartjes die ze lekker
vinden. Daar vind je ook het ambachtelijke, de ateliers voor kleding die ze
uniek mooi maakt, het designmeubel. De basisindustrie kan zich zo steeds meer
beperken tot het strikt nodige, zien we in die zin inderdaad mede verpieteren
door dat uniek circuit.’
‘Volgens Chiavel een erfenis van eens het zwarte circuit van onze
economie?’
‘Kan best waar zijn. Maar dat
uniek zijn zit ze wel in de genen. Eens vingen ze daarmee de mannen die zich
bewezen als winnaar.’ Kervin had op alles een
antwoord.
‘Alles wat zich daarvoor leent
consolideren ze tot op antiek, maken ze uiterst bestendig. Niet onlogisch
toch als er niets meer valt te ontdekken, te bedenken, te innoveren, er
technisch geen veroudering meer is. Ook dit reduceert weer het dom ploeteren
voor de ‘basis’. En vermeerderd onze erfenis over de generaties heen en
daarmee ons basisinkomen. Mijn camera, een erfenis van mijn betoverenzovoortgrootmoeder. En weet jij een betere te
koop? Mobieltje, uit alle tijden, en ze gooien je er mee dood. De herbergen die
we aandoen, zijn de eeuwen oude minder dan de meest recente? Onze onverslijtbare
auto’s zijn letterlijk van alle tijden, antiek en daardoor altijd leuk uniek.
Allemaal dus erg vanzelfsprekend. Alles wat zij produceren is als het even kan
een eeuwige bijdrage voor hun perfecte bezitsstructuur. Daardoor kan de ‘basis’
zich beperken tot onderhoud en vervanging, behoud van die structuur. Omdat
ze beslist elk jaar wat nieuws moeten doet textiel het goed, maar steeds meer
via de kringloop. Elektronica, compleet uitontwikkeld en uiterst bestendig,
huishoudelijk alles al in overdaad. Met vrouwen aan het bewind is alles tot
volmaakte duurzame verdoemd.’ Kervin leek haast
ontroerd door zijn betoog.
‘Daardoor leven we anders wel in
een even volmaakt voltooid verleden. Het is dat onze kleren slijten en we
ons eten nog verteren, maar voor de rest lijden we wel aan die erfenissen over
vele generatie heen die maar blijven doorduren, zijn we zelf antiek en daarmee
zonder toekomst.’
‘In die door Chiavels bejubeld tijden, ja toen was dat anders. Wij
leefden in een model gebaseerd op ongeremde consumptie- en wegwerpdrift, met een
economie die bestond bij de gratie van de groei. Wij werkten door tot we
versleten waren, en des te welvarender des te langer. Vanuit ons instinct van
moeten bewijzen met almaar meer. Dat zit ons in de genen. Vrouwen zijn
tevreden met een nest vol. Toen zij het dus moesten overnemen werd dat de
doelstelling. En de constatering: eigenlijk hebben we alles al, moeten het
alleen wat beter verdelen en onderhouden. Dat in de praktijk gebracht leidde tot
een enorme besparing op het werk, dat inmiddels ook geheel voor hun
rekening kwam.’ Na zo’n betoog kon Kervin altijd heel
tevreden en voldaan kijken. Tijdens hun saai getob door het sneeuwlandschap had
hij hem geregeld in die stemming gekregen met uitdagende
vragen.
‘Wij mannen hadden structuren met
onder en boven, hoger en lager, rangen en standen, sterren en strepen.
Daarmee kon elke verliezer zich binnen onze hiërarchieën toch een beetje winnaar
wanen. Dat is een behoefte die zij missen. Verdeling van taken, van gewoon doen
wat moet gebeuren is hun devies. Omdat zij alles bijzonder, uniek verlangen,
verhinderen ze elke objectieve beoordeling, willen ze geen rangen en standen,
sterren en strepen. Van een vrouw houd je of niet, die is altijd een subjectieve
beleving.’
‘Inderdaad. Pas in gebruik merk je
wat ze waard zijn.’ Weer zo’n briljante verklaring van Kervin voor zo iets heel gewoons.
‘Willen ze meer dan nodig dan
mogen ze dat zelf verdienen in het unieke circuit met eigen bedoeninkjes. Daar versieren ze hun overbodigheden, borduren
ze de hemden waarmee ze ook ons optutten. Heb je wel eens bekeken hoe bont
opgedirkt veel mannen er bijlopen?’
‘De reden waarom Chiavel dat simpel krijtstreep voor ons uniform heeft
bedacht, of eigenlijk uit ons verleden opgevist: was eens een middel je te
onderscheiden.’
‘Ik ben er anders niet kapot
van.’
‘Kun je zien hoe verworden je
bent. Ik kan ons uniform ook niet bewonderen. Maar het sluit wel mooi aan op ons
filter.’
Eindeloos kon Kervin zo doorgaan. Soms stagneerde hun conversatie, zoals
die ochtend, beiden nog bekaf van de nacht, na een worsteling door kreupelhout
en uitkijkend over weer zo’n een eindeloos ogende open vlakte met een
noordooster diepvriesadem pal in hun gezicht. Toen ze weer eens gedwongen waren
ze met de baan in te halen en ze zo hoopten tegemoet te kunnen lopen. Het tempo
van die meiden was moordend. Daarbij kwamen die vermoeiende nachten in de
herbergen. Het soort vrouwen dat hier rondwaarde, had een conditie die ze
uiterst aantrekkelijk en gulzig consumerend hield, nauwelijks te ontlopen, en
ook dat was even wennen. Het zuiden had ze beduidend tammer, saaier en
minder uitputtend. Elke ochtend weer hadden ze dan ook moeite op gang te komen
en in het juiste ritme te geraken voor hun conversatie. Maar meestal na een
uurtje warmlopen kwam die wel weer op gang. Ditmaal na een inleiding van
hem.
‘Door hun alles invriezen in een
voltooid verleden kunnen we elke innovatie wel vergeten, komt onze evolutie
immers volledig tot stilstand. Dat door ze heen toch weer toch weer iets gaat
gebeuren, dat geheim van het noorden waar wij achter aan hollen, is dat dus niet
een fata morgana? Innovatie berust op willen bewijzen, maar zij willen niks,
hebben daarin helemaal geen zin. Dus wat wij hier doen is waarschijnlijk
zinloos.’
‘Burton, niet verzaken. Dank zij
de vrouw zijn wij zingevend. En daar moet onze toekomst het weer van hebben.’ Ze
gleden comfortabel voort in de luwte van een diep in het landschap gesneden
rivierbedding, Kervin wilde weer een verrassend betoog
opbouwen, maar wist kennelijk nog precies hoe en met wat. Hij begon dan meestal
met zo maar wat beschouwingen.
‘De ecosysteem aarde biedt al het
leven een vruchtbare voedingsbodem, sedimenten om te groeien, weiden om te
begrazen, wild om te bejagen. Opgebouwd door het voorafgaande als basis
voor elk nieuw begin. Door deze erfenis over vele generaties heen vindt elk
nieuw leven te grazen, te vangen, te pikken. Van deze natuur hebben wij cultuur
gemaakt. Dank zij ons mens worden, nadat vrouwen het huishouden hadden bedacht,
zij door kregen dat al dat dom door steppen dwalen, bessen plukken en achter
prooien aan hollen anders kon, zij hutten gingen bouwen, tuinieren,
huisdieren temmen, kortom zij het werken voor de kost
bedachten.’
‘Ik dacht dat wij mannen de edele
jagers waren die voor het eten zorgden?’
‘In de natuur jaagt vooral het
vrouwelijk en beperkt het mannelijk zich tot het bewijzen van z’n genen en
mee-eten. In onze eerste stamverbanden was dit dan ook zo. Wij keken toe op hun
nijver bezig zijn, wachtend tot ze wilden en het eten klaar was. Met al die
vrouwen druk doende, hadden wij alle tijd om ons hierover te verwonderen,
filosofisch te worden. Wij werden ons bewust van onze situatie en onze omgeving.
Met ons kwam de evolutie uit op bewustwording in en van de schepping. Tot dan
toe leefden we net als onze voorfamilies vanuit onze genen. Maar met dit
zelfbewustzijn mede vanuit de verhalen waarmee we onze wereld konden verklaren,
beheersen, aanpassen, benutten. De mens werd genen plus verhalen. Verhalen die
eveneens evolueerden tot op de huidige. En waarvoor wij, via die twee meiden,
een nieuwe hoofdstuk, gaan schrijven. Van ons zingevend vermogen moet ook deze
tijd het nog steeds hebben, wij mannen zijn nog steeds broodnodig, zonder ons
komt er van dat geheim van het noorden niets terecht.’
‘Hoe verzin je het, Kervin.’
‘Zijn gedachtenspinsels van Verna, maar
toch niet oninteressant?’
‘Dat verhaal over die
stamverbanden, ons prille begin dus, met de vrouwen druk doende en wij mannen
wachten op hun zin en mee-eten. Maar dan zijn we nu toch weer helemaal terug bij
af.?’
‘Schijnbaar, want onze zingeving
heeft zich inmiddels wel vervolmaakt. Toen beseften wij slechts dat het goed was
en zo moest blijven. En bedachten, om deze waarheid te bevestigden, dat hogere
machten, geesten en goden, dit kennelijk zo wilden. Fysiek sterker en met onze
wapens voor de jacht was het niet moeilijk de vrouwen deze moraal op te leggen,
dat het hogere ze had bedoeld om ons te dienen als akker voor ons zaad, hoedster
van onze kinderen en het doen van de huishouding.’
‘Wel zeggen, wij vonden god uit,
schreven zijn woord en stichtten zo de religies, waarmee we ze wel goed in de
tang hadden. Komisch vrolijke verhalen over ons heel
vroeger.’
‘Helemaal niet zo vrolijk. Want
eenmaal god uitgevonden ging elke winnaar zich bij de gratie gods verklaren. Roofridders lieten zich door religies adelen
en verliezers veroordeelden tot hun horigen voor werken, vechten en
sneuvelen.
‘En dat willen wij terug, en dan
als onderdanen van mannen als Chiavel? Ik moet er niet
aan denken. ’
‘Met die religies liep het
helemaal uit de hand, zeker voor de vrouwen, maar ook voor ons. Met de absolute
waarden van hun uur nul en iedere twijfel een doodzonde kwam ook onze zingeving
in gevaar, werd ook het vrije denken levensgevaarlijk. Kruisigen, brandstapels,
bomgordels, van alles werd bedacht om zondaars naar hun goden te sturen voor
verantwoording en straf. Tot we na bezinning en enig revolutionair geweld kwamen
met de zingeving de verlichting en haar wetenschappen.’
‘Waren voor geen gat te vangen
maar tuimelden daarmee wel dat van die fatale mutatie
tuimelden.’
‘Dat bewees wel het nut van onze
zingeving voor die mutatie. Burton, zonder ons komen zij echt niet tot zoiets.
In die zin heeft Chiavel gelijk. Dank zij die vrouwen,
die wel in van alles zin hebbe, maar fundamenteel niets willen, zijn wij nog
steeds onmisbaar voor het zingevende in de schepping. Dat is ons noodwendig lot,
Burton? Zin geven aan wat die donkere niet wil weten, er voor zorgen dat dit
mogelijke zich gaat bewijzen, een moeten wordt.’ Zo verlicht vervielen ze beiden
in langdurig in zwijgen. Kervin had kennelijk ook
moeite met dat geen ontkomen aan. Zelf voelde hij dit moeten zwaar op zijn
schouders drukken.
De volgende dag leken ze te zullen
scoren. Hun spoor weer eens bijster probeerden ze te spotten met netwerken op het net.
Daarmee moesten ook sporen te vinden zijn van hun plannen. Het was riskant, kon
argwaan wekken en daarom tot nu toe vermeden, maar ze moesten wat. Via via vele vrienden uiteindelijk bekend met hun positie en
vermoedelijke doel waren ze die dag redelijk optimistisch begonnen. Het terrein
was licht heuvelachtig goed begaanbaar en met door grazers open gehouden
gangen. Welgemoed op weg hadden ze dus weer alle tijd voor hun beraad over
hun wereld.
‘Die vriendin van jou, die Verna, ook zo'n Y‑geleerde, heb je
het met haar wel eens over die fantasieën van Chiavel?’
‘Ja, want zij is in vele opzichten
zijn tegenpool. Hij bewijst de wereld vanuit ons verleden, zij vanuit het
ongerijmde. De essentie van het materiële van die wereld waarin en waaruit
wij zin, dat is nog steeds een mysterie. Wij denken daarbij aan iets, dus niet
niets. Stel je eens voor: helemaal niets, geen ruimte, energie, materie, tijd.
Volgens haar is dat fundamenteel ongerijmd en dat dwingt het niets tot iets, tot
oerknallen, scheppingen. Volgens haar zijn er dan ook vele, met ieder eigen
wetten en blinde willen. Die van ons met die van het moeten mogen van al het
mogelijke.’
‘En daar geloof jij ook
in?’
‘Wel dat onze zingeving nu aan zet
is. Want de evolutie gaat wel gewoon door, maar nu door ons mensen heen, naar
wat wij er van maken. Met als bewijs dat huidige één op tien. Volgens haar
religie spelen wij mannen onze laatste rol op dat toneel, zijn wij een twijg aan
de stam van de evolutie, die spoedig zal afvallen. Wij hebben onze langste tijd
gehad, Burton. Nog zijn we nodig voor hun voortplanting, maar wie weet voor
hoelang nog? Dat het anders kan heeft zich al ook
bewezen.’
‘Meent ze die onzin echt? Is dat
haar ideologie? Heeft haar vriendin Estrice
zoiets mogelijks ontdekt. Zaagt die aan de tak waarop wij zitten?’ Hij had zijn
makker verbouwereerd aangekeken.
‘Worden wij daarvoor kosmisch
ingezet?’ Zij holden achter hun finale afgang aan, waren ze bezig die
mogelijkheid waar te maken. En niet naar vrije wil maar gedirigeerd. Als bewuste
automaten mochten zij dat mysterie van het noorden zin geven. Even wilde hij
helemaal niets meer horen en liet Kervin ver voor zich
uit gaan. Ditmaal mede omdat het terrein dit vereiste. Ze waren beland in
een stroomversnelling tussen steile oevers van een vastgevroren rivier en
hadden ze eindelijk weer eens al hun bergbeklimmerskunde nodig voor een veilige afdaling over
afgronden van ijs. Even was het echt genieten geweest. Die hindernis
overwonnen en helemaal uitgeput waren ze wel toe aan rust en eten. Eenmaal
gelaafd en nagenietend in de behaaglijke gloed van een klein vuurtje ging
Kervin met onheilspellende stem
verder.
‘Nog zijn we in de evolutie
onmisbaar, op z’n minst bruikbaar. Nog willen ze hun voortplanting niet zonder
ons. Maar... Chiavel denkt, hoopt, eist dat het geheim
van het noorderlicht een medicijn is voor onze fatale fout. Maar als het nu eens
iets is dat ons voorgoed overbodig maakt? Naar Verna’s
logica gaat de kosmos eens zonder ons verder.’ Kervin
grinnikte even en vervolgde, ‘Beiden lijden hartstochtelijk aan
waanwensdromen. Alleen, die van Verna lijken mij
reëler en daarom gevaarlijker, vooral met de vrouwen nu aan de macht.’ Burton
voelde een enorme kwaadheid opwellen. Ze doolden hier dus rond om hun eigen
ondergang te bezegelen.
‘Kervin,
we gaan terug voor het te laat is.’ Maar zijn maat zweeg en haalde slechts de
schouders op.
‘Omhoog tegen die ijswand die we
net zijn afgedaald. Zie die maar als een symbool van ons noodlot. De evolutie
kent geen weg terug.’ Zo tot het uiterste versomberd gleden ze weer achter
elkaar, nu over dik besneeuwd ijs van een beek die maar net een gang open hield
door dicht bos. Tot hij geestelijk weer op adem was gekomen en had gevraagd:
‘Waarom is haar verhaal zo
waarschijnlijk?’
‘Met onze mannelijke drift tot
bewijzen hebben wij alles wat deze wereld voor ons in petto heeft ontdekt en
uitontwikkeld.’
‘Almaar dat denken vanuit driften
en instincten. Is dat niet wat overdreven?’
‘Nee, want inmiddels zijn wij
genen en een verhaal. Naar wat zich aan ons heeft geopenbaard heeft zich het
verhaal van de mens geschreven, en vooral dus door de man heen. Als genen eens
muteren, dan dank zij dit verhaal. Onze fatale mutatie heeft dit immers bewezen.
We zijn de zoveelste diersoort, en beslist niet de
laatste.’
‘Maar als soort blijven we, net
als vele andere, toch nog wel even bestaan.’
‘Ja, zij vrouwen wel maar wij
mannen mogelijk niet. Ga maar na, wat en hoe zijn onze relaties met
vrouwen?’
‘Puur incidenteel en uiterst
vermoeiend,’ grapte Burton.
‘En voor de voortplanting? Uiterst
zakelijk vooral via banken en met behulp van Y-deskundigen. Als dat nog rationeler kan, zullen zij ook
dat eens moeten mogen.’
‘Elke soort in de natuur is zowel
mannelijk als vrouwelijk,’
‘Maar wij zijn al lang geen puur
natuur meer, wij zijn cultuur, naar wat we er zelf van maken, naar eigen
recepten, de eerste zichzelf realiserende soort.’
‘Via die Y-teven, bedoel je, die mogelijk hun macht misbruiken
om ons definitief uit te selecteren. Terecht dat Chiavel ze ons lot uit handen wil
nemen.’
‘Vroeger voor dat fatale waren wij
de baas, hadden wij de vrouw nodig.’
‘Kregen zij ónze kinderen.’
‘Voor het behoud van de soort
konden wíj ze niet missen. Maar wat bieden wij ze meer
dan wat incidenten en materiaal voor hun banken? Voor duurzame relaties moeten
beide partijen geestelijk gelijkwaardig zijn en dat wordt steeds moeilijker. Ik
merk het met Verna. Als zij ergens over begint, haar
werk bijvoorbeeld heb ik moeite haar te kunnen volgen. Wij mannen leven te
makkelijk voor dat ene en laten het verder compleet afweten. Maatschappelijk
stellen de meesten niks meer voor. Door ons één op tien komen we er gewoon
niet toe. Als soorten groeien we al uit elkaar, geraken we geestelijk op steeds
grotere afstand. Buiten ons om ontwikkelen zij zich tot een voor ons hogere
soort, met ons als huisdier voor wat lustbeleving.’
‘Leuk zolang ze nog jong zijn of
goed onderhouden als de vrouwen hier in dit natuurpark. Maar als ze je vervelen
met verhalen over hun werk, hobby’s of kroost en zijn alleen nog met je ogen
dicht en verstand op nul te pruimen. Daarom ben ik blij met wat we samen op
de horst hebben.’
‘Dat beleef je als je thuis. Maar
weinig mannen hebben dat voorrecht. De meesten hebben niet anders dan hun
zwerversbestaan. Chiavel, laten wij hem dus
vooral in ere houden.’ Kervin had even triest voor
zich uitgestaard. Tot hij geagiteerd verder ging.
‘Maar misschien branden zij ook op
ons af! Veel vrouwen blijven tot hun dood actief willen scoren, maar met steeds
minder succes. Die willen afkikken van die verslaving. En dat is mogelijk, doen
ze met filterselectie. Estrice, die is zo’n
filterspecialist, heeft haar succes vooral daaraan te
danken.’
‘Filters, die bepalen je kijk op
de wereld toch. Heeft Chiavel het wel eens over gehad.
Met roze zijn ze als was in onze handen’
‘Bekijk je de wereld door een rode
bril dan lijkt zelfs hard grauw mannelijk nog aantrekkelijk. Voor vrouwen een
heel gevaarlijk filter, maakte ze eens een makkelijk prooi voor loverboy’s. Maar dat filter is met selectie bij te kleuren.
Vervanging door blauw neutraliseert alles, dan is er niks meer, dat willen ze
ook niet. Maar daarmee gecombineerd.’
‘Wat paars betekent weten we van
Chiavel.’
‘Die vermenging in de variant roze
bleu is momenteel erg in, is niet te heftig en je kun er twee kanten op, maakt
feestjes met alleen vrouwen ook gezellig. Verna heeft
zo’n filter en kan er over meepraten.’
‘Verna,
alsmaar die Verna, Kervin
wat heb je toch met haar? Hij zag hem van kleur
verschieten.
‘Wat ik aan haar heb? Een hele
goede vriendin.’
‘Blijkbaar de enige? Want ik hoor
je nooit over een ander. Lijkt wel als vroeger, toen mannen geacht werden het
bij één vrouw te houden, vereend waren tot aan de dood. Zit dat in jouw
genen?’
‘Dat was meer een kwestie van
cultuur, van ons verhaal. In jouw genen zit het in ieder geval
niet.’
‘Bij sommige dieren anders wel.
Ooievaars, kraaien, die houden het levenslang bij één
partner.’
‘Dan waren wij eens een mengvorm,
zowel genen als ons verhaal. Selectiespecialisten als Estrice, die specialiseren zich op dat mengen,
experimenteren met diverse kleurstellingen, zijn innoverend bezig. En staan
daarmee open voor initiatieven van die blinde wil. In haar kon zich zomaar iets
hebben geopenbaard.’
‘Waarvan ze nu niets meer wil
weten.’
‘Burton, wij moeten veel meer
weten van die filters en wat ze daarmee rotzooien. Gestel alle vrouwen in blauw,
maakt ons mannen compleet overbodig, laten ze de natuur mogelijk gewoon z’n gang
gaan en kunnen we zelfs ons privilege van één op tien vergeten. Resulteert
tevens in een enorme bezuiniging, op Y-heksen en
basisinkomens voor in veel van hun ogen nu al nutteloze mannen.’
‘Weet je niets vrolijker voor ons
te verzinnen,’ en gooide balorig een sneeuwbal in Kervin’s gezicht. Wat even leidde tot een ontspannend
gevecht.
Dat duurde tot Kervin in de verte weer eens iets bijzonders meende te
ontwaren. Deze tekens uit het verleden van deze streek waren voor hem dé grote
verrassing van deze tocht. Vanaf een heuvel toonde het besneeuwde landschap
ditmaal een bizar ritme van rechthoeken met sporadisch boven de bomen de resten
van betonskeletten. De komende uren was Kervin weer
helemaal opgaan in deze ontmoeting, met uitzoeken welke stad het was, het
stratenplan raadplegend, straten en gebouwen noterend, op zijn scherm zoekend
naar informatie, gemaakte foto’s beoordelend voor verzending. Later thuis
op de horst zou hij nog maanden hiervan nagenieten en verder uitpluizen van wat
hij had gezien.
Na uren ploeteren door
dichtbegroeide eens straten zaten ze tussen de resten van volgens Kervin een gewezen staalbedrijf. De besneeuwde roestkegels
waren hoogovens, in die tijd al antiek, las hij voor en daarom toen al als
monumenten goed geconserveerd. Nu was de natuur bezig ze te overwoekeren en
te slopen. Uit alle gaten en scheuren sproten struiken omhoog en hier en daar
zelfs bomen. Een ervan had Kervin zelfs beklommen om
het terrein af te tasten met zijn camera. Het liefst had hij hem z’n gang laten
gaan, zijn even helemaal gelukkige kamaraad. Maar ze
moesten verder.
‘Gisteren moeizaam uitgezocht waar
ze zitten en nu laten we ons door dit afleiden.’
‘Man, zeur niet en geniet van ons
echte verleden. Hier komen we misschien nooit meer. Dit mag ik niet missen, die
vrouwen best wel voor een keer.’ Kervin besliste graag
en stellig over wat hij in zijn hier en nu belangrijk vond, en dat was toen net
echt even niet hun opdracht. Deze excursie in hun verleden liep zelfs zo uit de
hand dat ze het beoogde doel, weer zo’n vermoeiende herberg, moesten vergeten.
Die nacht was het weer eens in tent doorbrengen, beveiligd tegen vrouwen, op de
hoogste nog net begaanbare vloer van een naar de hemel reikend skelet, met een
adembenemend vergezicht in het roze van de ondergaande zon. Na weer iets van hun
hobby over afbrokkelende trappen rond een verweerde liftschacht, in de luwte van
muurresten een beschutte plek zoeken, met boven hen de schittering van sterren
en in de verte huilende wolven. Eindelijk weer eens lekker warm in slaapzakken
ongestoord in- en uitslapen en de volgende ochtend zich laten wekken door de
zon. Bij het ontbijt kon Kervin maar geen genoeg
gekregen van het uitzicht over die vergeten stad.
‘Hier speelde dus die legende, was eens
die maatschappelijke jungle waarin wij mannen geschiedenis schreven. Nu resten
slechts deze bakens in het landschap. Voor iemand zonder wortels in dat
verleden zonder betekenis, maar voor ons dus niet. Wij weten van deze
tijden. Rond deze hoogovens smeedden wij eens onze wapens, walsten wij het blik
voor onze bewijsmobiles. En zij menen deze monumenten gewoon te mogen
veronachtzamen. In het zuiden verpakken ze dergelijke pré-antieke monumenten zorgvuldig in plastic opdat ze niet
verloren gaan. Maar deze hoogstandjes van onze cultuur laten ze gewoon vergaan.’
Kervin was haast pathetisch kwaad geworden.
Driftig had hij weer wat opnamen gemaakt vanaf hun hoge zicht op wat eens een
grote stad was langs een rivier met fraaie kades, met nu grote gaten en
verzakkingen. Spoedig zou kolkend water zich daardoor een weg vreten naar wat
nog restte van deze vergane glorie. Dan was ook dat voltooid vergeten tijd,
bewaard in alleen nog zijn opnamen. Samen hadden ze, genietend van de warmte van
opkomende zon, de tragiek van hun geschiedenis doorleefd. Het duurde dan ook
lang voor ze weer op weg gingen, en tijd hadden voor hun
beschouwingen.
‘Boeiend, al die verhalen van je,
Kervin. Maar wat gaat er met ons gebeuren, wat is onze
toekomst? Wordt die net als van deze steden, spoelt de tijd ook ons weg?’ Ze
gleden op skiën comfortabel voort over een brede rivier met een stevige wind in
de rug.
‘Geen flauw idee. Maar we zijn
hier om dat uit te zoeken. Als ze onze huidige positie willen belagen dan moet
we dat zien te voorkomen. Die laten we niet bederven door wat die Estrice mogelijk heeft uitgevonden. Burton, nogmaals,
hoe komen wij achter haar geheim? Wat voor slims valt er te bedenken? Met onze
huidige aanpak schieten we geen donder op.’ Ze hadden het er al zo vaak over
gehad. Hoe kregen ze die vrouw aan de praat, over iets wat ze zelf al niet wilde
weten? Met luchtige gesprekken, een beetje uitdagend babbelen en haar vooral aan
het woord laten? Dat laatste was niet moeilijk gebleken, maar tot op heden
zonder het gewenste verhaal. Maar waarom zou ze ook met hen over haar problemen
praten? Die tactiek moesten ze vergeten, had alleen maar argwaan verwekt. Haar
rapportages zien te bemachtigen was waarschijnlijk een betere optie. Als Y-specialist was ze verplicht alles op z’n minst te noteren,
dus ook dit geheim. De code waarachter, als ze die konden stelen. Op het net,
onbegonnen werk volgens Kervin. Zelfs een deskundige
als Verna zou dat niet lukken. Meeluisteren met wat ze
te babbelen heeft met haar huisgenoten, dan had je misschien meer kans. Dus zien
te belanden in haar thuis.
‘Burton, dat wordt onze strategie,
je presenteren als een snoepje voor hun hele roedel, en ze dan daar
afluisteren!’ Dat is de enige optie, besliste hij. In die herbergen wordt het
niks.’ Toen hun ruzie hierover - hij weer gigolo spelen - was weggeëbd, merkte
Kervin plotseling op.
‘Net als ik schrijft ze liever dan
ze praat. Dat is me al een paar keer opgevallen, die twee aan de maaltijd en zij
geregeld wat noterend, in zo’n ouderwets boekje? Het is een schrijfster, Burton,
en nog wel op papier.’ Kervin kon ook eindeloos zitten
schrijven en knoeien in teksten. Praten deed je van nature, daarom te
instinctief en onbewust vond hij.
‘Schrijven laat je nadenken en je
woorden wegen. Estrice, zij is net zo’n woordaftaster
als ik. Dus als ze wat te verbergen heeft... Onthoud dat goed voor als je bij ze
thuis bent.’
***